donderdag 14 juni 2012

De wetgeving over gezondheidsclaims komt eraan


Op 16 mei 2012 heeft de Europese Commissie een verordening aangenomen waarin wordt gesteld dat er slechts 222 gezondheidsclaims zijn die nog gemaakt mogen worden. Een gezondheidsclaim is een bewering dat er een verband bestaat tussen een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid. Het merendeel van de gezondheidsclaims die momenteel gebruikt worden, zijn door deze wet verboden. Enkele opvallende afvallers zijn Q10, alfaliponzuur en astaxanthine. Wat is hier de oorzaak van en wat zijn de verwachte consequenties?


Eigenlijk ging het al mis toen er regelgeving kwam die stelde dat commerciële partijen niet mogen beweren dat voeding en voedingssupplementen in staat zijn om klachten, aandoeningen of ziektes te verlichten, voorkomen of behandelen. Hoewel het begrijpelijk is dat men hiermee misbruik en misleiding wil voorkomen, is het toch een eerste onwaarheid waar alle verdere regelgeving op voortborduurde. Het is bijvoorbeeld een algemeen bekend feit dat vitamine C scheurbuik kan voorkomen en behandelen. Maar dat mag een leverancier of verkoper van voedingssupplementen of vitamine C-rijke voeding niet stellen. Er is als compromis afgesproken dat deze leveranciers en verkopers alleen maar mogen spreken over de gezondheidsbevorderende effecten van voeding en voedingssupplementen. Op zich een werkbaar compromis zou je zeggen. Dit had echter belangrijke gevolgen voor de verordening over gezondheidsclaims, want toen de klinische studies overhandigd werden die bewezen dat werkzame stof A klacht X verlichtte, of voedingsstof B aandoening Y voorkwam was het verweer van de EFSA (European Food Safety Authority), "je kunt toch geen klinische studies met patiënten gebruiken als bewijs dat iets de gezondheid in stand houdt of bevordert? Al dit bewijs is niet toegelaten." 


Het is trouwens een interessant gedachte-experiment om te proberen te bedenken op welke wijze een voedingssupplement de gezondheid bevordert maar niet een aandoening behandelt of voorkomt. Neem bijvoorbeeld calcium voor sterke botten. In feite voorkom of verhelp je dus zwakke botten... 

Glucosamine, een schrijnend voorbeeld
Een zeer schrijnend voorbeeld is glucosamine waarvoor er geen gezondheidsclaim is goedgekeurd door de EFSA (na veel lobbywerk wordt de afwijzing door de Europese Commissie heroverwogen). In diverse landen is dit op de markt als vrij verkrijgbaar geneesmiddel, maar het is ook op de markt als voedingssupplement. Om geregistreerd te worden als geneesmiddel bij artrose moet je natuurlijk uitgebreide bewijsvoering aanleveren in de vorm van klinische studies, et cetera. De betreffende beoordelende instanties vonden het bewijs overtuigend en keurden de registratie goed. Hiermee wordt het vergoed door zorgverzekeraars, et cetera. Als dezelfde patiëntenstudies niet gebruikt mogen worden om de gezondheidsclaim te onderbouwen dat glucosamine soepele, gezonde gewrichten bevordert dan zou je dus zeer langdurige studies moeten doen met een placebo gecontroleerde groep gezonde glucosamine-gebruikers om aan te tonen dat het de kans op gezondheidsproblemen aan de gewrichten vermindert. Klinisch onderzoek is al duur maar zulk onderzoek zou helemaal onbetaalbaar zijn. En daarbij komt dat de concurrenten ook gebruik mogen maken van de gezondheidsclaim die daaruit voortvloeit. Gevolg is dus dat er niet meer beweerd mag worden dat glucosamine de gezonde gewrichtsfunctie ondersteunt, ondanks dat de werkzaamheid op de gewrichten in patiëntenstudies uitvoerig is onderbouwd.

Consequenties
Een consument die niet al deze achtergrondinformatie heeft maar uitsluitend verneemt dat een voedingssupplement niet meer mag worden aangeprezen voor het bereiken van een bepaald gezondheidseffect omdat het onbewezen is verklaard door de Europese Commissie, zal waarschijnlijk ten onrechte denken dat het geen zin heeft om het te proberen en dat hij in het verleden misleid is. Dit is natuurlijk een kwalijke zaak. 

Een andere consequentie is dat de consument zich dan meer en meer door andere instanties of websites moet laten informeren over de gezondheidseffecten van voedingsstoffen. Een commerciële partij is veel makkelijker op basis van wetgeving aan te spreken op misleidende informatie dan andere instanties of personen die spreken over generieke stoffen en zich beroepen op vrijheid van meningsuiting. Nog afgezien van het feit dat er vermoedelijk ook instanties zijn die onterecht negatief zijn over gezondheidseffecten vanwege verborgen belangenverstrengeling. Ten slotte wordt innovatie ontmoedigd door eerder genoemde problemen op het gebied van bewijsvoering. 

De toekomst
Zoals gezegd zijn wij als stichting zeer overtuigd van de genezende kracht van voeding en voedingssupplementen en zullen we ernaar streven u in de toekomst zo goed mogelijk te blijven informeren over wetenschappelijke ontwikkelingen op dit vlak. Vervolgens is het aan u om de producten daarbij te zoeken. 

We hebben overigens begrip voor commerciële partijen en hun branchevereniging die zich over deze kwestie gematigder uitlaten. Dit komt onzes inziens voort uit het eerder genoemde compromis dat voedingssupplementen uitsluitend de gezondheid mogen bevorderen waarmee zij hebben moeten instemmen om überhaupt voedingssupplementen te mogen verkopen. De commerciële partijen hebben tot medio december 2012 om alle productetiketten en –informatie die niet toegestane claims bevatten uit te verkopen dan wel te wijzigen. Ook complementair werkende artsen en therapeuten plus drogisterijen, vitamine speciaalzaken, reformwinkels  en apotheken mogen daarna deze productetiketten en –informatie niet meer in gebruik hebben. Ten slotte zijn er nog een aantal plantenbestanddelen en andere ingrediënten met bijbehorende gezondheidsclaims die noch goedgekeurd noch afgekeurd zijn en waarover later nog een uitspraak gedaan zal worden. Hoewel de kans groot is dat ze afgekeurd gaan worden, zullen deze tot die tijd nog gebruikt mogen worden.   

p.s.
De voedingsmiddelenindustrie staat over het algemeen juist positief tegenover de wetgeving rondom deze gezondheidsclaims. De grote marketing geörienteerde bedrijven krijgen in de eerste plaats meer zekerheid over het recht om bepaalde beweringen te doen en zullen dus eerder geneigd zijn om in specifieke producten met gezondheidsclaims te gaan investeren. Bovendien is er afgesproken dat er minimaal 15% van de ADH van de stof waarover de claim gemaakt wordt in een product dient te zitten om de claim op het product te mogen zetten. De ADH’s zijn vanuit orthomoleculair perspectief al laag, maar 15% daarvan is in het geval van sommige vitaminen en mineralen die in microgrammen worden aangeduid natuurlijk helemaal een schijntje. En dus is ook de kostprijs van de toevoeging hiervan te verwaarlozen. Uitzonderingen zijn enkele stoffen waarvoor de werkzame doseringen specifiek staan genoemd in de EFSA opinie, maar dat zijn er niet veel. Gevolg is dat de lobbyisten van de voedingsmiddelenindustrie  voor deze wetgeving gepleit hebben waar de voedingssupplementenindustrie met man en macht probeerde om de beoordeling van de gezondheidsclaims veel eerlijker en genuanceerder te laten verlopen. De bizarre situatie is nu dat er dus een chocopasta, frisdrank of lolly op de markt gebracht kan worden met een paar microgram vitamine B12 ter ondersteuning van de leerprestaties en een paar microgram vitamine D voor sterke botten terwijl er niet meer uitgelegd mag worden waar 100 mg Q10 of 100 mg alfaliponzuur voor gebruikt kan worden. 

Bronnen:
ec.europa.eu/nuhclaims/
www.npninfo.nl
www.ehpm.org